Auteur: Bert Metz
26 oktober 2020
Afgelopen week was de week van de verduurzaming van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Althans dat had het moeten worden. De landbouw in Europa is goed voor ca 12% van de broeikasgasuitstoot en draagt door het gebruik van bestrijdingsmiddelen, het inzetten van monoculturen, grondwaterverlaging en de uitstoot van stikstof en fosfaat in hoge mate bij aan het verlies van natuur en biodiversiteit. Dus er is werk aan de winkel.
Zowel de Europese Landbouwministers als het Europees Parlement namen afgelopen week een besluit over besteding van de bijna 400 miljard euro die de komende 7 jaar wordt uitgekeerd aan de Europese boeren in de vorm van subsidies per hectare gewas (ref). Het voorstel van de Europese Commissie was om een flink deel daarvan te reserveren voor aanvullende vrijwillige verduurzamingsmaatregelen, zoals vermindering van bestrijdingsmiddelen, biologische landbouw, bescherming van de bodem en klimaatmaatregelen.
Het Europees Parlement bepaalde dat percentage voor verduurzaming op 30% en verzuimde om duidelijke eisen te stellen aan de maatregelen die voor subsidie in aanmerking komen. Met de grote mate van vrijheid die EU lidstaten hebben om de verduurzamingsmaatregelen in te vullen moet worden gevreesd dat er een “race to the bottom” zal ontstaan. De lidstaat met de minst ambitieuze invulling zal de toon gaan zetten. De ervaringen met vergroeningssubsidies in het verleden doen het ergste vrezen. Bovendien is besloten dat de subsidies voor vergroening pas in 2025 ingaan.
De Europese Raad van Landbouwministers verminderde het aandeel voor verduurzamingsmaatregelen in het subsidiebudget tot 20%. Aangezien de Raad en het Parlement nog tot overeenstemming moeten komen, zal het eindresultaat niet beter worden dan de 30%, zonder strenge eisen.
Waarom is dit zo’n mager resultaat? Er ligt nu een ambitieus voorstel van de huidige Europese Commissie voor verduurzaming van de Europese economie, de Green Deal. De Nederlandse Eurocommissaris Frans Timmermans is verantwoordelijk voor de uitvoering ervan. Daarin is o.a. vastgelegd dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw in 2030 moet zijn gehalveerd, dat 25% van het landbouwareaal in 2030 voor biologische landbouw moet zijn ingezet en 40% van het GLB budget voor klimaatmaatregelen moeten worden bestemd. Je zou dus mogen verwachten dat deze doelstellingen ook in de subsidieregelingen terug te vinden zijn. Maar dat is niet het geval.
De landbouwsector heeft zich hard gemaakt om “hun eigen geld” (de subsidies van het GLB) zoveel mogelijk op de huidige wijze te mogen besteden. En daarvoor is de politiek bezweken. De Nederlandse minister van Landbouw Carola Schouten noemde het akkoord “een stap in de goede richting”. LTO, de Nederlandse landbouwlobby, was tevreden. Als het aanpakken van de klimaat- en biodiversiteitscrisis een sprint vereist, dan is een wandelpas misschien toch niet zo’n goede start.
Er zijn gelukkig nog andere mogelijkheden om de broodnodige verduurzaming van de landbouw te realiseren. Met Europese wetgeving kan de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen, het vergroten van het areaal biologische landbouw en de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen worden afgedwongen. Het wachten is nu op voorstellen van de Europese Commissie daarvoor.
En dan nog een klein lichtpuntje: de pogingen van de vleesindustrie om te verbieden dat vleesvervangers kunnen worden aangeduid als “gehacktbal”, “vegaburger” of “kipstuckjes” hebben niets opgeleverd: het Europees parlement heeft een voorstel daartoe verworpen.